“ Ik hoor wel wat je zegt, maar
ik zie niet wat je bedoelt.”

   Het zit allemaal in een grote zak

Toen ik een opleiding haptotherapie volgde, vertelde ik dat natuurlijk het en der. Ik kon dan een viertal reacties verwachten. De eenvoudigste was: “Oh leuk!”; verder “Hoe zeg je? Wat mag dat dan wel weer wezen?” en ”Oh nee hé! Niet weer een nieuwe therapie! Zijn er nou nog niet genoeg?” Daarnaast was er onveranderlijk een persoonlijke: “Hé, jij! Ik had nooit verwacht, dat jij zou gaan zweven!” Ik moet eerlijk toegeven, dat ik toen geen idee had wat er allemaal op therapiegebied bestond. Ik ben er wel achter gekomen, dat er heel veel vormen van therapie bedreven worden. En dat de therapieën, waarover ik wat gelezen heb met elkaar een enorme overlap vertonen. Ze benoemen hun werkwijze anders, waardoor het lijkt of ze allemaal ook anders zijn.
Hoe komt dat nu?
Stel je voor: je krijgt een grote zak. Die zak zit vol met schelpen. De opdracht is, dat je wat met die schelpen moet gaan doen. Ik kan me twee manieren voorstellen.

De eerste manier:
Ik neem een schelpje uit de zak. Ik ga daar een poosje naar zitten kijken en ga het ten slotte beschrijven. Vervolgens pak ik een volgend schelpje uit de zak, kijk er een poosje naar, beschrijf het, enzovoort. In dit geval beschrijf ik fragmenten en ik ken die een unieke concrete waarde toe. Ik moet daarbij wel zorgen, dat ik uiterst zorgvuldig boekhoud. Anders loop ik al heel snel het gevaar, dat ik eendere fragmenten verschillend ga beschrijven.

De tweede manier:
Ik stort een nog overzienbare scheut uit de zak over tafel heen. Naar die scheut ga ik een poosje zitten kijken. Ik zie dan schelpjes die overeenkomsten vertonen in bijv. kleur, grootte, vorm, gewicht, geur. Op die kenmerken kan ik gaan sorteren. Ik krijg dan een beeld. Daarin is een glijdend verloop van links naar rechts, van beneden naar boven en diagonaal. Dat beeld is opgebouwd uit groepen schelpjes. Dat beeld kan ik beschrijven. Als ik mijn scheut groot genoeg heb genomen, dan zal ieder volgend schelpje, dat ik uit de grote zak neem, patronen versterken of verbinden. Daarmee completeer ik het beeld. Als ik nu schelpjes ga beschrijven, kan ik niet anders dan hen een plaats toekennen in een groter geheel. Daarmee ken ik hen een unieke maar relatieve waarde toe.
Deze laatste werkmethode is er een die binnen de natuurwetenschappen wordt toegepast. Daar liggen mijn wortels.

Als mij nu gevraagd wordt wat de haptotherapie heeft, dat andere therapieën niet hebben, dan moet ik zeggen: “weinig!” Elementen die je vindt bij de haptotherapie, vind je ook terug bij fysiotherapie, psychotherapie, sociotherapie, creativiteitstherapie, personalitytraining, managementcursussen, enz. Als mij gevraagd wordt, wat er dan zo bijzonder is aan die haptotherapie, dan kan ik zeggen: “Het unieke aan haptotherapie is de selectie aan schelpjes waaruit het opgebouwd is. Binnen het hele beeld van de gezondheidszorg vult het een gat op. Het kan een brugfunctie vervullen tussen een aantal andere therapiesoorten”.
Haptotherapie is een therapie, die mensen helpt zich bewust te worden van hun gevoelsmatig reageren en dat aan den lijve voelbaar maakt.
In onze tijd en cultuur is het menselijk gevoel een beetje een ondergeschoven kind geworden ten opzichte van het denkvermogen. Zo sterk zelfs, dat we ons vaak niet eens meer bewust zijn dat we ook gevoelsmatig reageren, om nog maar te zwijgen van verwarring en irritatie, die een primaire reactie kan oproepen. Verwarring, omdat je niet echt achter een beslissing kunt staan, terwijl je rationeel duidelijk kunt omschrijven waarom je het wel een juiste beslissing kunt vinden. Anderzijds wekt het irritatie, omdat emotioneel reageren vaak beschouwd wordt als niet “bon ton”. Je had beter eerst na kunnen denken, voordat je reageerde. Om aan onze primaire gevoelens uiting te geven is ons, behoudens in zeer strikt omschreven omstandigheden, afgeleerd.
Het vervelende is echter, dat je op een situatie eerst gevoelsmatig reageert. Dat uit zich in iemands gedrag, dat uit zich in iemands houding en gebaar.
Onze meest oorspronkelijke gedragsuitingen zijn agressie en vlucht. Hieruit ontwikkelt zich in de tijd, in een sociale context, door ervaringen een heel bolwerk van nuanceringen. Toch blijven ook alle nuanceringen steeds weer te herleiden tot de primaire gedragsuitingen:
agressie en vlucht.

Hoe ziet dat er uit in houding en gebaar?

Agressief dominant:
Kleine geknepen ogen, hoofd op, kin omhoog, schouders laag naar achteren, buik in — borst vooruit, billen geknepen. (Leger, politie?) In deze stand sta je niet in balans. De enige beweging die je kunt beginnen is die in voorwaartse richting, aanvallend.
Stel je voor dat je man in deze houding naar je toekomt en met een stentor stem vraagt: “Schat, kun jij me alsjeblieft leren mijn veters te strikken?” Je neemt hem gegarandeerd niet serieus en schiet in de lach. Maar dat kan heel pijnlijk voor hem zijn, als hij zich niet bewust is van zijn houding en in deze stand gefixeerd is: hij wordt niet serieus genomen. Hij kan zijn hulpvraag niet stellen.

Vlucht / angst:
Grote ogen, bleke gelaatskleur, hoofd gebogen, schouders opgetrokken naar voren, gebogen houding, aangespannen spieren, versnelde hoge ademhaling, transpireren. Vanuit deze houding kun je alleen maar zo snel mogelijk wegrennen.
Stel je voor dat je het uitstellen van een beslissing door je superieuren zat bent. In deze vluchthouding storm je de directiekamer binnen en stort je ongenoegen over de aanwezigen uit. Door je stand is je stem altijd geknepen. Het klinkt kefferig. De eerste reactie is gegarandeerd een verbijsterd stilzwijgen. En vervolgens kun je erop rekenen, dat men je verzoekt je wijsheden aan de andere kant van de deur te gaan ventileren. Al is de inhoud van je boodschap nog zo waardevol, men hoort je niet, men verstaat je niet.
Zolang houding en emotie in overeenstemming zijn is er niets aan de hand. Je koelt je woede, of je neemt de wijk. Door de wereld van conventies waarin we ons overeind moeten houden wordt het echter moeilijk om onze emoties te uiten op het moment, dat we ze hebben. En zo ontstaan de conflicten.

Het meisje op dit plaatje beeldt heel fraai een dergelijk conflict uit. Haar schouders houdt ze opgetrokken in een angsthouding. Maar te oordelen naar de stand van haar armen en handjes staat ze op het punt om die op te heffen voor een toenadering, om opgetild te worden. Het conflict zit hem juist in: wegwezen of naderen. Zolang dat conflict er is, sta je gefixeerd.
Als je vaak in dit soort conflicten wordt geplaatst, dan kan dat leiden tot fixaties, die permanent aanwezig zijn. Je houding wordt dan voortdurend bepaald door het conflict.
Fixaties in houding zijn voelbaar te maken. Hoe komt dat?
Wil je fixaties voelbaar maken, dan moet je kunnen voelen. Om te voelen maken we gebruik van ons grootste zintuig, de tastzin. En die tastzin zetelt in de huid. Om een houding aan te nemen, spannen we spieren aan. Dat brengt ook een reactie op de huid teweeg. Als je je uiterst gespannen houdt, dan veroorzaakt dat nog steeds een oeroude reactie: het opzetten van de haren (kippenvel). Je bent alert. In een gespannen situatie staat de huid strak en voelt droog en glad aan. In ontspannen toestand echter voelt ook je huid soepel aan.
Hiervan maak ik in de praktijk gebruik. Ik laat mij cliënten voelen, hoe het verschil aanvoelt tussen ontspannen, gespannen of uiterst gespannen zijn. Aangezien bij het aannemen van een houding vooral de rug betrokken is, laat ik het voelen door de rug aan te raken.
De plaatsen waar je een gespannen of uiterst gespannen huid aantreft, zegt iets over de houding die je aanneemt.
Het doel van de therapie is niet dat we allemaal altijd ontspannen door het leven gaan. Het zou een melige samenleving worden. Maar het is wel zo prettig, als ze tegen je zeggen:

“Ik hoor wat je zegt en ik zie ook wat je bedoelt”.

drs Carla Westerbeek
haptotherapeut