Het maken van keuzes:



Zodra onze beide zoontjes gingen lopen, ontwikkelden zij een eigenaardige gewoonte. Zij wilden nooit een hand geven. Zij wilden wel één vinger vasthouden. Hun keuze viel op de pink. Als onze pinken pijn gingen doen waren ze over te halen om een andere vinger vast te houden, maar daarmee was de kous dan ook af. Het werd een gewoonte, waar we inmiddels geen van allen meer bij stil staan. Bij ons heeft het vastpakken van een handje zich ontwikkeld tot een strafmaat. Zijn ze aan het klieren of luisteren ze niet, in het verkeer, dan nemen we hen bij de hand. Bryndan barst nog in snikken uit, Kenrick laat timide het hoofd hangen tot zijn hand weer losgelaten wordt.
Het is mij opgevallen, dat het met andere kinderen niet zo gaat. Als ik met andere kinderen een straat over moet steken bied ik gewoonte getrouw mijn pink aan. Het blijkt dan dat de hummels niet begrijpen wat er van hen verwacht wordt. Zij kijken mij aan en staan te wachten tot hun hand gepakt wordt. Voor mij is het echter moeilijk om hun handje in de mijne te nemen, want de ritualisatie tot strafmaat zit inmiddels diep in mijn gevoel verankerd.
Uit de manier van huilen van Bryndan, een huilen uit verzet en de deemoedige houding van Kenrick begrijp ik, dat zij het vastgehouden worden ervaren als heel onveilig, als een beknotting van hun bewegingsvrijheid. Zij voelen zich blijkbaar gedwongen tot een afhankelijkheid, die ze niet willen. Kenrick is inmiddels zo groot, dat hij begrijpt, dat het gaat om een conflict tussen hem en zijn ouders over het niet luisteren. Hij probeert zich niet meer los te worstelen, maar blijft even rustig staan. Dan haalt hij in één vloeiende beweging zijn hand uit de greep en pakt een vinger vast. Daarna is hij niet meer gefixeerd op het vastzitten, maar kijkt mee uit of we samen veilig over kunnen steken. Hij ziet nog geen gevaar in het verkeer en is er ook niet bang voor. Maar hoe zit dat nu met die andere kinderen?
Onze zoontjes hebben naast een voorkeur voor het vasthouden bij een pink, nog een wens: graag de rechter. In noodgevallen mag links ook wel, maar dat loopt maar even. Zo gauw ze hun kans schoon zien lopen zij weer snel rechts van ons.


Mijn indruk was: ze lopen graag over hun linkerschouder te kletsen. Ben je een keer gewend aan zo'n houding, is het lastig om van gewoonte te veranderen. Met vriendjes op straat en op het schoolplein (we wonen recht tegenover de peuterschool) zag ik dezelfde voorkeur. Tot het mij opviel, dat de keuze door de situatie bepaald werd. Degene die het initiatief tot een actie heeft loopt rechts, de ander dus links. Daarbij richt de initiatiefnemer zijn aandacht op de omgeving, terwijl de linksloper vooral de ander in de gaten houdt. Daarmee vervalt het idee, dat het zo lekker kletst over de linkerschouder en lijkt het er meer op, dat er sprake is van een hiërarchische structuur.

Hoe zit dit nu in elkaar? Wat is het verschil tussen de initiatief nemer en de linksloper?
Bij de initiatiefnemer is een idee geboren. Op basis van zijn zelfvertrouwen wil hij zijn plan gaan uitvoeren. Iets nieuws is altijd spannend. Het liefste zou hij heel zijn veilige omgeving meenemen. Dat is onuitvoerbaar, dus kiest hij een of meer vriendjes, die hem volgen. Die moeten hem veiligheid, ruggensteun, bieden. En... met z'n allen, is niet alleen.
Het overleg tussen de initiatiefnemer en zijn secondanten wordt frontaal of in een kringetje gevoerd. Er is tijdens het overleg oogcontact tussen de participanten.
De houding van de initiatiefnemer is er een van "de wereld" open tegemoet treden. In het vorige hoofdstuk heb ik die beschreven als offensief-agressief. Naarmate het gestelde doel bereikt gaat worden en dus de (psychologische) afstand tot de veilige thuisbasis toeneemt, neemt de moed af (Hoofdstuk Basisbegrippen) en zal de houding ook veranderen naar een meer defensieve (Hoofdstuk Niveau's van aanraken). Om dat proces te vertragen is de achterban nu juist nodig. De achterban heeft niet zelf het plan bedacht. Voor dit plan kunnen ze het initiatief ook niet overnemen. Ze kunnen alleen rugdekking geven aan hun voorhoede. Waarom lopen ze dan links achter en niet achter? Daarvoor liggen twee oorzaken voor de hand. Bij onvoorziene omstandigheden zal de initiatiefnemer besluiten te stoppen of achteruit te lopen. Om weer terug te kunnen moet de weg terug wel open liggen en moet daar niet iemand lopen. Bovendien is het uitzicht in deze situatie voor de achterhoede beperkt door de aanwezigheid van de voorhoede. In een positie recht achter de initiatiefnemer kan hij dan ook nooit anticiperen op veranderingen, die vóór de leider plaatsvinden. Dat kan alleen door te trachten steeds steels om de voorganger heen te gluren. Dat is èn erg onrustig voor de volger èn reuze storend voor de leider. En de leider heeft juist zijn volger gekozen voor veiligheid en rust.
Dit verklaart wel de positie schuin achter, maar nog niet links achter. De enige verklaring die ik daarvoor bedenken kan, is dat het te maken heeft met rechtshandigheid, die het meeste voorkomt. In dat geval heeft de rechterarm een grotere functie bij het ontplooien van activiteit. De "reach" van de rechterarm is groter: van voor tot rechts achter. De linkerarm heeft meer een balans functie.
Of dat bij linkshandigen andersom ligt weet ik niet. Naast natuurlijke voorkeur kan het ook aangeleerd zijn.

[Tijdens het schrijven van dit verhaal realiseer ik me, dat het mogelijk niets te maken heeft met rechtshandigheid, maar met iets nog veel oorspronkelijkers. Bijv.: Een kudde runderen in lint-migrade loopt in één lange lijn: een leidkoe voorop en de rest er achter aan met -let wel- de koppen tegen de linker bil van een voorganger.
Een hond in een tred ("kilometers vreten") loopt scheef. Dat zou zijn, omdat hij anders met zijn achterpoten op zijn voorpoten zou gaan staan. Dat klinkt heel plausibel (maar bij een ren zet hij zijn achterpoten buiten zijn voorpoten neer). Het verklaart alleen niet waarom hij met zijn kop aan de linker voorzijde loopt.]

De volger heeft wel is waar niet het initiatief, maar zijn ondersteunende activiteit wordt wel rechts-voor gevraagd.
Dit is een heel eenvoudig beeld van een beginnende hiërarchische structuur. Het moge duidelijk zijn, dat degene die initiatief ontplooit, zijn ervaringswijsheid het meest vergroot en daarmee in de gelegenheid is zich een grote Vitale Ruimte toe te eigenen. Zo iemand noemt men dominant. Tegenover dominant stelt men submissief. Ook wel onderworpen. Iemand die zich submissief opstelt neemt geen initiatief, of mag het niet nemen. De sociale hiërarchische opbouw van een samenleving stoelt op de aanwezigheid van dominantie en submissie. Binnen een cultuur kan dat leiden tot leefregels.
Binnen onze cultuur heet een man in het algemeen dominant te zijn ten opzichte van vrouwen. Binnen het kader van het bovenstaande vind ik het zo aardig, dat volgens de "etiquette" een heer zijn dame de linkerarm aanbiedt (hij hanteerde in vroeger eeuwen het zwaard rechts!), waar zij wordt verondersteld met rechts in te haken. Hoe vaak zie je niet, dat hij haar op sleeptouw heeft. Bijna kun je zeggen dat haar zelfs het initiatief tot zelf lopen wordt ontnomen.
Dit leidt dan meteen tot een volgende waarneming in de achtertuin:

Kenrick heeft een paar vriendjes waar hij mee kan lezen-en-schrijven. Om een spel te bedenken en te gaan doen is helemaal geen probleem. Maar er zijn ook altijd wel kinderen bij, die niet vooruit te branden zijn. Als ze tot iets uitgenodigd worden, dan moeten ze het of "eerst even vragen", of het is "weet ik niet". Ze kunnen zelf geen keuze maken. Hun houding is wat gebogen met bungelende armpjes (deemoedig). Is de groep kinderen groot genoeg, dan wordt de twijfelaar vaak aan zijn lot overgelaten. De keuze wordt dan gemaakt door degene die ook uitgenodigd heeft. Zijn er maar een paar kinderen voorhanden, dan moet ook de twijfelaar in beweging gebracht worden. De keuze wordt weer gemaakt door de initiatiefnemer, maar nu vóór de aanwezigheid van het kind. Het gekke is, dat Kenrick in deze situatie niet vóór het kind gaat staan, maar achter hem en wel -let op- links achter. Hij slaat zijn rechterarm om het middel of de schouders (lijkt aan de mate van vertrouwelijkheid te liggen) en leunt naar links voor het kind langs om toch oogcontact te krijgen. In die houding wordt het te overreden kind gevraagd om mee te doen. Onderwijl worden er wat duwbewegingen in voorwaartse richting gemaakt. Noodzakelijkerwijze gaat het immobiele kind dan een paar pasjes vooruit. Dat lijkt een sein voor Kenrick om achter het kind langs te lopen, met zijn linkerhand het kind vast te pakken en eventueel voort te slepen, tot het zelf achter hem aankomt. De keuze is gemaakt en er is voor gezorgd dat het kind in beweging is. Soms wordt het duidelijk, dat de gevolgde methode heeft gefaald. Dan wordt het kind alsnog alleen gelaten. Naar dan heeft het kind daar mogelijk zelf voor gekozen.

Het verschil tussen het eerste voorbeeld en het tweede is het maken van keuzen.
In het eerste voorbeeld heeft de initiatiefnemer voor zichzelf gezorgd, dat hij secondanten heeft, die hem ruggensteun bieden. Daardoor kan hij zich verder ontplooien. Met die secondanten kan hij op een basis van gelijkwaardigheid omgaan; zij zijn gelijk gestemd. Dat is te zien uit de frontale overlegsituatie. De secondanten hebben ook zelf gekozen voor hun rol tijdens het overleg. Ieder is tijdens de onderneming verantwoordelijk voor zichzelf en pas daarna voor een ander.
In het tweede voorbeeld zorgt de initiatiefnemer niet in eerste instantie voor zichzelf. Hij zal bij de uitvoering van zijn plan er niet op kunnen vertrouwen, dat hij ruggensteun geboden krijgt. Het lijkt erop dat hij in dat geval voor de ander zorgt. Hij richt zijn energie op het in beweging krijgen van de ander. Lijkt dat te lukken, dan neemt hij hem op sleeptouw, maar daarmee is zijn aandacht niet op de omgeving primair gericht, doch op de nasleep. Er komt een moment, dat de verzorger toch weer gaat kiezen voor zijn eigen ontplooiing en de ander loslaat. En daarmee laat hij de keuze om te volgen of niet aan de ander.
Uit beide voorbeelden wordt duidelijk, dat we:

  • voor het ontplooien van initiatieven onze rechterkant in de strijd gooien;
  • voor onszelf zorgen door veiligheid in te bouwen aan onze linker achterzijde;
  • voor een ander kunnen zorgen door ons aan zijn linker- achterzijde te scharen.

En tenslotte, dat we:

  • als we niet zelf keuzes kunnen maken, ook niet zelf in beweging kunnen komen.
  • Degene die initiatief ontplooit, vergroot zijn ervaringswijsheid het meest en is in de gelegenheid om zich, een grote Vitale Ruimte toe te eigenen.
  • Degene die keuzes voor zich laat doen, kan zijn ervaringswijsheid net zover uitbreiden, als hem door anderen toegelaten wordt. Weliswaar heeft hij veel ruimte nodig, maar hij moet genoegen nemen met wat er over schiet. Immers:
"Ruimte is een schaars goed
en is derhalve altijd bezet".


Vorige  Volgende

.