Basisbegrippen uit Ethologie en Haptonomie:
Veiligheid, Vertrouwen, Zekerheid
Ik heb nog een zoontje. Hij heet Bryndan en is nu 1½ jaar oud. Bryndan wil graag van alles vertellen, maar dat kan hij nog niet. Daar heeft hij wat op gevonden. Hij roept ons bij naam, loopt naar de bron van zijn belangstelling toe, wijst en zegt: "Daah, daah!" Evenveel keer als hij "Daah" zegt prikt hij met zijn vingertje in de richting van het object. Gok je goed en pak je het gewenste artikel, dan staat hij uitbundig te knikken en zegt: "Ja! Ja!" Pak je echter het verkeerde, dan is hij diep in je teleurgesteld en spreekt met een lage bas: "Nee, nee!", of erger nog: "Dooh!" en schudt heftig met zijn hoofd. Zolang het over concrete dingen gaat, heeft hij hieraan genoeg. De problemen komen bij abstracties.
Het arme jochie doet aandoenlijk zijn best iets duidelijk te maken, maar je begrijpt bij geen benadering waar hij het over heeft. Bryndan wordt dan verschrikkelijk boos. Hij begint te brullen en stort zich op de grond. Op dat moment, is mijn ervaring, kan ik niets met hem doen, alleen bij hem in de buurt gaan zitten iets onduidelijks doen. Als ik wegloop, komt hij mij blèrend achterna en herhaalt het ritueel van op de grond gaan liggen zich. Hem oppakken mag ook niet, want daar verzet hij zich tegen. Zitten en naar hem kijken mag niet, want dan wordt hij alleen maar kwaaier. Tegen hem praten is ook helemaal fout, vindt hij. Vandaar dat ik bij hem in de buurt ga zitten en iets ga doen wat ik op ieder moment kan onderbreken.
Dat blijkt de oplossing om de opwinding de tijd te geven minder te worden. Na verloop van tijd komt Bryndan weer in de benen en zoekt mij op. Dan wil hij bij mij op schoot. De grootste fout die ik dan kan begaan is hem tegen mij aan houden en over zijn bol aaien. Bijna het hele voorgaande proces start dan opnieuw. Hij wil graag bij mij op schoot zitten, maar heeft nog even tijd nodig om tot een volgende stap te komen. Als hij de stap zelf zet is het goed. Dan vindt hij het heerlijk om even te zitten of een poosje mee te hobbelen, bij voorkeur in de draagdoek, op mijn rug.
Aan de hand van dit verhaal wil ik de in de haptonomie zo essentiële begrippen veiligheid, vertrouwen en zekerheid onder de loep nemen.
Is het gedrag van Bryndan specifiek voor hem? Zekere elementen zijn specifiek, maar het meeste is min-of-meer wetmatig bepaald. Hij wil de wereld om zich heen verkennen (exploreren), maar heeft daarbij zijn ouders (veiligheid) nodig. Gaat het mis, dan moet hij kunnen terugvallen op een veilige basis. Maar hij wil wel graag alles zelf doen. Aan dit gedrag (er zitten nog veel meer interessante elementen in, die ik nu niet wil bespreken) is door o.a. Harlow (bij Rhesusaapjes) uitgebreid onderzoek gedaan.
Exploreren doe je vanuit een vertrekpunt, vanuit een basis. Vanuit deze basis (Mama; eerdere ervaringen; zekerheid) ga je op pad, de wereld verkennen. Hoe verder je afstand neemt van het basispunt, hoe groter de vluchtmotivatie (onzekerheid) zal worden tot een maximum is bereikt. Je moet weer terug. Ondertussen is de verkende afstand je bekend geworden. Naarmate je verder teruggaat, wordt de vluchtmotivatie kleiner en de agressiemotivatie (verdediging) groter. Als deze beide motivaties even groot zijn geworden, dan houden ze elkaar in evenwicht. Er is een labiel evenwicht in de agressie-vlucht balans. Je blijft alert (waakzaam).
In het verhaaltje over Bryndan staat dan het volgende: vanuit een terdege bekend basispunt, de zekerheid (eigen overtuiging) dat zijn moeder hem wil begrijpen, probeert hij iets nieuws. Hij probeert mij iets te vertellen. Op het punt, dat hij verwacht nog begrepen te worden, ontmoet hij volledig onbegrip. Hij heeft een te grote stap gewaagd. De vluchtmotivatie is maximaal en hij vlucht terug in de richting van het punt van vertrek. In die tijd neemt zijn vluchtmotivatie af en zijn agressie toe. Er ontstaat een intern conflict tussen deze twee motivaties, hij begint te brullen en stort zich ter aarde (Oversprongreactie). Op het moment, dat zijn agressie- en vluchtmotivaties even groot zijn, stopt hij met schreeuwen: er heerst nu een labiel evenwicht.
VEILIGHEID
Gebeurt er niets in de omgeving, dan kan de spanning verminderen tot een basisspanning. Dit uit zich, doordat je attent (opmerkzaam) bent.
Bryndan verbreekt het oogcontact, zwijgt en gaat voor mij op de grond zitten. Geleidelijk daalt spanning tot de basisspanning. Er lijkt even niets te gebeuren. Emotioneel voltrekt zich echter iets heel indrukwekkends: hij toetst de nieuwe situatie op soliditeit; hij toetst binnen deze situatie de mate van veiligheid. De uitkomst van deze toets maakt, of hij een stap verder in zijn ontwikkeling zal wagen, of dat hij de situatie als onveilig moet beschouwen.
Loop ik weg, dan neemt de vluchtcomponent weer toe, hij slaat alarm (blèrt) en komt achter mij aan. De situatie was nog niet solide en hij raakt uit balans. Til ik hem op, dan verstoor ik ook het evenwicht in de basis- spanning. Ik haal de vlucht- component weg, waardoor de agressie weer de kop opsteekt. Hij gaat weer brullen en rukt zich los.
Naar hem kijken en tegen hem praten leveren hetzelfde proces op.
Ik ben blijkbaar een deel van zijn zekerheid en geen bron van zijn agressie. Door het proces waarin de basisspanning tot stand komt te verstoren, ontneem ik hem de mogelijkheid om in het zojuist veroverde gebied een gevoel van veiligheid te ontwikkelen.
VERTROUWEN
We zijn gekomen tot de basisspanning: de fase, waarin je attent (opmerkzaam) bent. Wordt de balans niet verstoord, wordt geen van beide motivaties gevoed, dan volgt een ontspanning. De situatie is veilig en wordt vertrouwd. Tussen basisspanning en ontspanning ontwikkelt zich het vertrouwen.
Het proces dat verloopt tussen de basisspanning en het tot ontspanning komen, wordt in het relaas over Bryndan geschetst met de stappen die hij onderneemt van de grond naar mijn schoot en ten slotte naar mijn rug, daar vindt hij een poosje rust.
Verstoren van dat proces, door het te willen sturen, verstoort de balans. Bryndan uit dat door weer van voren af aan te beginnen. Door hem te laten gaan tot hij helemaal klaar is in zijn eigen tempo, bouwt hij aan zijn (zelf)vertrouwen. Vanuit dat vertrouwen kan hij rust vinden.
Met het feit, dat ik voor hem een deel van zijn zekerheid vertegenwoordig, zou ik tevreden moeten kunnen zijn. Waarom onderneem ik dan eerst van alles, dat averechts effect sorteert? Dat doe ik, omdat zijn gedrag mijn balans verstoort! Ik word er onzeker van, ik weet niet wat ik moet doen. Wat ik onderneem, doe ik dus niet primair voor Bryndan, maar voor mezelf. Pas als ik rustig kan blijven zitten, heb ik mijn balans hervonden. Dan ben ik er weer voor hem. Een goed gevoel voor dit laatste fenomeen is niet alleen van groot belang bij het begeleiden van eigen kinderen, maar zeker ook bij de haptonomische begeleiding van cliënten. Voor wie ben je er?
Om in deze fase het evenwicht, te verstoren, is een flinke schok nodig. De agressie-vlucht balans pendelt dan eerst om het evenwichtspunt, terwijl de spanning opgevoerd wordt minimaal tot een basis-spanning bereikt is. Emotioneel grijpt dat diep in. Veiligheid kan verstoord worden, vertrouwen slechts geschokt.
[Voor zover ik weet heb ik bij mijn beide zoontjes tot nu toe hun vertrouwen nog niet beschaamd. Daarvan kan ik dus ook geen beeld schilderen. Uit eigen ervaring weet ik wel hoe het voelt, wanneer je vertrouwen geschonden wordt. En daarin ben ik zeker niet uniek.]
[In de therapeutische begeleiding kun je bij een cliënt ook zo'n schok teweeg brengen. Wanneer je een cliënt, die vertrouwen heeft gekregen in jouw capaciteiten als begeleider, (plotseling) vertelt, dat je met de begeleiding stopt en dat hij/zij maar een ander moet zoeken.]
ZEKERHEID
In de periode, die volgt op de ontspanning nemen de agressie- en vluchtmotivatie helemaal af. Het is de fase van rust. In rust groeit de zekerheid. Vanuit de gegroeide zekerheid kun je opnieuw op onderzoek uitgaan. En dan kun je terugvallen op een breder scala van eerdere ervaringen. Hoe rijker de ervaring, hoe breder de basis om op terug te vallen.
Wat gebeurt er tijdens een dergelijk proces?
Vanuit je zekerheid kun je gaan exploreren. Tijdens deze ontdekkingsreis ben je in een situatie terecht gekomen, die je noopt te vluchten. De vluchtreactie is "gekleurd" door de bedreigende situatie. Je vlucht. Naarmate je meer afstand neemt van de situatie, neemt de vluchtmotivatie af, maar de agressiemotivatie neemt toe. De agressiereactie is gekoppeld aan de vluchtreactie.
Beide reacties laten een indruk na, die bepaald is door die ene specifieke situatie. Om ooit weer onbevangen een nieuwe situatie tegemoet te kunnen treden, moet deze indruk eerst verwerkt worden. De agressie- en de vluchtreactie moeten helemaal aflopen. Dit noemt men een "Leerlaufreaktion" (leegloopreactie). Tussen het aflopen van de reactie en het weer gemotiveerd kunnen worden tot een actie ligt een periode, waarin niet tot actie geprikkeld kan worden. Dit noemt men een refractaire periode. In het voorbeeld is dat de periode van rust. Nadat de gevolgen van de situatie zijn verwerkt, ben je een ervaring rijker en klaar om opnieuw op pad te gaan.
Wat gebeurt er nu, als er verstoring optreedt?
1. Slechts vanuit het gevoel van zekerheid kun je exploreren. Exploratie is: het onderzoeken van iets nieuws. Is na de laatste exploratie een verstoring opgetreden, dan wordt het gevoel van onveiligheid gevoed. Vertrouwen groeit niet en je valt terug op een aloude zekerheid. Je moet terug naar een vorm van rust, om weer te kunnen gaan exploreren (refractaire periode). Vanuit de aloude zekerheid weer gaan exploreren, betekent, dat je een bekend gebied moet gaan verkennen. Dat druist in tegen de nieuwsgierigheid en werkt dus demotiverend. Verstoringen werken dan ook vertragend op de vooruitgang.
2. Iets anders ligt het, wanneer zich een verandering in de omgeving voordoet, die je noopt om een nieuwe situatie tegemoet te treden nog voordat de gevolgen van de vorige verwerkt zijn. Ook deze nieuwe situatie "kleurt" de vluchtreactie en die op zijn beurt de agressiereactie. Beide reacties zijn weer specifiek voor deze situatie. De indrukken van de vorige situatie waren nog niet verwerkt. Zij worden nu verdrongen door de indrukken van de nieuwe situatie. Als dit maar voldoende vaak optreedt, blokkeert dat tenslotte het vermogen om rust te vinden (stress).
|
Samengevat:
1. Veiligheid is een gevoel, dat zich ontwikkelt binnen de sociale
omgeving; de omgeving vormt een houvast; je bent opmerkzaam.
2. Vertrouwen is een gevoel te kunnen ontspannen binnen de
veiligheid van de omgeving.
3. Zekerheid is de rust, die ontstaat uit vertrouwen.
De begrippen veiligheid, vertrouwen en zekerheid vormen kernbegrippen binnen de haptonomie. Daarom was een uitvoerige beschrijving van deze begrippen nodig.
Vorige Volgende.